Nieuw onderzoek: kākāpō in Nieuw-Zeeland ontwikkelden kleurvariaties om oude roofdieren te ontwijken
AmsterdamEen onderzoek toont aan dat de kākāpō-papegaai uit Nieuw-Zeeland verschillende kleuren veren ontwikkelde om zich te verbergen voor oude roofvogels. De kākāpō (Strigops habroptilus) heeft groene en olijfkleurige veren en kan niet vliegen. Wetenschappers van Helmholtz AI in Duitsland hebben in samenwerking met het Nieuw-Zeelandse Departement van Natuurbehoud en de Māori iwi Ngāi Tahu deze kleurvariaties bestudeerd aan de hand van genetische gegevens van bijna alle levende kākāpō's.
Belangrijke bevindingen uit de studie zijn:
- Groene en olijfkleurige veren zijn al miljoenen jaren onveranderd gebleven.
- Kleuring hielp bij het ontwijken van roofdieren zoals Haast's arend en Eyles' kiekendief.
- De kākāpō-populatie nam drastisch af door de introductie van nieuwe roofdieren door Europese kolonisten.
- Genoomsequencing biedt inzicht in het aanhouden van deze kleuren.
- Beschermingsinspanningen zijn cruciaal voor het behoud van de soort.
De onderzoekers ontdekten dat de olijfkleurige veren ongeveer 1,93 miljoen jaar geleden voor het eerst verschenen, precies toen deze nu uitgestorven roofvogels aan het evolueren waren. Met behulp van computersimulaties suggereerden ze dat de minder voorkomende kleur moeilijker zichtbaar was voor roofdieren, wat bijdroeg aan het voortbestaan van beide verenkleuren in de loop der tijd. Deze bevinding benadrukt het belang van visuele predatiedruk bij de ontwikkeling van deze eigenschappen.
De verschillende kleuren van de veren van kākāpōs zijn het resultaat van subtiele variaties in hun structuur, waardoor ze diverse lichtgolven reflecteren. Deze eigenschap helpt kākāpōs te camoufleren in hun omgeving, waardoor ze moeilijker te ontdekken zijn voor roofdieren.
Het feit dat deze kleurvariaties nog steeds bestaan, zelfs na het uitsterven van de roofdieren 600 jaar geleden, toont aan dat deze genetische eigenschappen de vogelpopulatie blijven beïnvloeden. Dit onderstreept het vermogen van de kākāpō om zich aan te passen en te overleven. Kennis over deze eigenschappen is belangrijk voor zowel wetenschappelijk inzicht als voor het ondersteunen van natuurbeschermingsinspanningen.
De onderzoekers waarschuwden dat we deze waardevolle kleurvariëteit binnen 30 generaties kunnen verliezen zonder extra hulp. Hoewel dit momenteel de overleving van de soort niet in gevaar brengt, benadrukt het de noodzaak van voortdurende conservatie. Andrew Digby, mede-auteur en natuurbeschermer, beklemtoont het gebruik van genomica om deze eigenschappen te begrijpen en te behouden ter ondersteuning van de kākāpōs. Deze aanpak is cruciaal om intensief beheer te verminderen en deze vogels terug te brengen naar hun oorspronkelijke leefgebieden.
De studie is hier gepubliceerd:
http://dx.doi.org/10.1371/journal.pbio.3002755en de officiële citatie - inclusief auteurs en tijdschrift - is
Lara Urban, Anna W. Santure, Lydia Uddstrom, Andrew Digby, Deidre Vercoe, Daryl Eason, Jodie Crane, Matthew J. Wylie, Tāne Davis, Marissa F. LeLec, Joseph Guhlin, Simon Poulton, Jon Slate, Alana Alexander, Patricia Fuentes-Cross, Peter K. Dearden, Neil J. Gemmell, Farhan Azeem, Marvin Weyland, Harald G. L. Schwefel, Cock van Oosterhout, Hernán E. Morales. The genetic basis of the kākāpō structural color polymorphism suggests balancing selection by an extinct apex predator. PLOS Biology, 2024; 22 (9): e3002755 DOI: 10.1371/journal.pbio.3002755Deel dit artikel