Nieuw onderzoek: Darwins angst ongegrond, fossiele hiaten minder problematisch voor evolutiestudies
AmsterdamOnderzoekers van de Universiteit Utrecht en andere instituten hebben nieuwe inzichten verkregen over fossielen en hun rol in het begrijpen van evolutie. Normaal worden ontbrekende fossielen gezien als een probleem. Veel fossielen worden niet bewaard of vernietigd voordat ze gevonden kunnen worden, wat leidt tot een onvolledige dataset die sommige wetenschappers, zoals Charles Darwin, vreesden dat het ons zou belemmeren om de evolutie van soorten te volgen. Maar recent onderzoek toont aan dat deze ontbrekende fossielen misschien niet zo'n groot probleem zijn als eerder gedacht.
De onderzoekers gebruikten geavanceerde computermodellen om te onderzoeken hoe ontbrekende fossielen ons begrip van evolutie beïnvloeden. Ze ontdekten verschillende cruciale details.
- Ook met onvolledige fossiele gegevens en regelmatige hiaten kunnen we waardevolle evolutionaire inzichten verkrijgen.
- Onregelmatige en lange hiaten veroorzaken echter aanzienlijke vertekeningen.
- Geologische kennis maakt het alsnog mogelijk om nauwkeurige reconstructies te maken ondanks ontbrekende data.
Niklas Hohmann, de leider van het onderzoek, legde uit dat de regelmaat van hiaten in de gegevens belangrijker is dan de hoeveelheid ontbrekende data. Als de hiaten een patroon vertonen, kunnen zelfs onvolledige gegevens ons inzicht geven in de evolutiegeschiedenis. Deze ontdekking staat haaks op de oude overtuiging dat ontbrekende gegevens onze kennis van de verandering van soorten over miljoenen jaren ernstig zouden verstoren.
Het onderzoeksteam bestudeerde sedimentaire afzettingen en gebruikte simulaties van verschillende evolutionaire patronen. Dit hielp hen om te zien hoe goed ze evolutie konden begrijpen vanuit onvolledige fossiele gegevens. Door geologische processen over zeer lange periodes te simuleren, ontdekten ze hoe hiaten in de gegevens de nauwkeurigheid van hun bevindingen beïnvloedden.
Dit heeft belangrijke implicaties voor paleontologie en evolutionaire biologie. Ten eerste betekent het dat onderzoekers meer op het fossielenbestand kunnen vertrouwen, ondanks enkele gebreken. Ten tweede toont het aan dat Darwins theorie sterk en betrouwbaar is. Dankzij deze kracht kunnen wetenschappers fossiele data blijven gebruiken om de snelheid en het proces van evolutie te begrijpen.
Het begrijpen waarom en waar er hiaten in onze data bestaan, kan onze modellen in de evolutionaire biologie verbeteren. Dit stelt ons in staat om te raden welke informatie ontbreekt en onze modellen bij te werken. Hierdoor krijgen we een beter inzicht in hoe evolutie werkt en kunnen we kennishiaten dichten, niet door nieuwe fossielen te vinden, maar door de data die we al hebben beter te interpreteren.
De studie benadrukt hoe de combinatie van verschillende wetenschappelijke methoden, zoals sedimentologie, stratigrafie en computersimulaties, kan leiden tot baanbrekende ontdekkingen en traditionele opvattingen kan uitdagen. Deze aanpak kan ook nuttig zijn in andere vakgebieden waar gegevens vaak onvolledig zijn, wat een beter begrip van complexe historische gebeurtenissen oplevert.
De studie is hier gepubliceerd:
http://dx.doi.org/10.1186/s12862-024-02287-2en de officiële citatie - inclusief auteurs en tijdschrift - is
Niklas Hohmann, Joël R. Koelewijn, Peter Burgess, Emilia Jarochowska. Identification of the mode of evolution in incomplete carbonate successions. BMC Ecology and Evolution, 2024; 24 (1) DOI: 10.1186/s12862-024-02287-2Deel dit artikel