Nieuwe inzichten: moederlijke antistoffen verminderen malaria vaccin effectiviteit bij jonge baby's
AmsterdamOnderzoekers van het Barcelona Institute for Global Health hebben ontdekt dat antistoffen van moeders invloed kunnen hebben op de effectiviteit van malaria-vaccins bij jonge baby's. Deze antistoffen staan erom bekend dat ze zuigelingen in de vroege levensfase tegen verschillende infecties beschermen. Deze studie laat echter zien dat ze de werking van malaria-vaccins bij kinderen jonger dan vijf maanden kunnen verminderen.
De studie belicht een aantal cruciale details.
Moederlijke antilichamen tegen de malariaparasiet kunnen de reactie op vaccins beïnvloeden. Deze beïnvloeding is sterker in regio's met hoge malaria-overdracht. In gebieden met lage overdracht kunnen baby's baat hebben bij een eerdere vaccinatie.
De RTS,S- en R21-malaria-vaccins worden aanbevolen voor kinderen vanaf vijf maanden en zijn bedoeld om bescherming te bieden tegen Plasmodium falciparum. Hoewel deze vaccins goed werken bij oudere kinderen, zijn ze minder effectief bij jongere baby's. Wetenschappers proberen te achterhalen waarom dit zo is. Onderzoekers van ISGlobal en zeven centra in Afrika onderzoeken deze kwestie om de redenen achter deze verminderde effectiviteit bij jongere baby's te begrijpen.
Onderzoekers maakten gebruik van geavanceerde eiwittests om te onderzoeken hoe mensen aan malaria werden blootgesteld en om de antilichamen te controleren die moeders tijdens de zwangerschap aan hun baby's doorgeven. Ze ontdekten dat baby's met hoge niveaus van deze maternale antilichamen zwakkere reacties hadden op het malariavaccin. Deze bevinding suggereert dat hoewel deze maternale antilichamen normaal gesproken bescherming bieden aan baby's, ze mogelijk het vermogen van het vaccin om een sterke immuunreactie bij zuigelingen op te wekken, verminderen.
Vaccins zoals het mazelenvaccin zijn in het verleden minder effectief geweest bij baby's die nog antistoffen van hun moeders in hun lichaam hebben. Dit toont aan dat verschillende vaccins op een vergelijkbare manier beïnvloed kunnen worden. Het is dus van belang om zorgvuldig te plannen wanneer vaccins toegediend moeten worden en om rekening te houden met de niveaus van moederlijke antistoffen om ervoor te zorgen dat ze goed werken bij zuigelingen.
Onderzoek wijst uit dat vaccinatieschema's mogelijk aangepast kunnen worden op basis van variërende niveaus van malariaoverdracht. In gebieden waar de overdracht laag is, kunnen baby's op jongere leeftijd gevaccineerd worden om te verzekeren dat het vaccin effectief is voordat de bescherming van de antistoffen van hun moeder afneemt.
Malaria vormt een aanzienlijk gezondheidsprobleem. Uit dit onderzoek blijkt dat vaccinatiestrategieën moeten worden afgestemd op de lokale behoeften en de aanwezigheid van moederlijke antistoffen. Op deze manier kunnen gezondheidssystemen de meest kwetsbare kinderen beter beschermen. Het onderzoek onderstreept de noodzaak voor voortdurende studies en aanpassingen in het volksgezondheidsbeleid om optimale bescherming tegen malaria te bieden.
De studie is hier gepubliceerd:
http://dx.doi.org/10.1016/S1473-3099(24)00527-9en de officiële citatie - inclusief auteurs en tijdschrift - is
Dídac Macià, Joseph J Campo, Chenjerai Jairoce, Maximilian Mpina, Hermann Sorgho, David Dosoo, Selidji Todagbe Agnandji, Kwadwo Asamoah Kusi, Luis M Molinos-Albert, Simon Kariuki, Claudia Daubenberger, Benjamin Mordmüller, Gemma Moncunill, Carlota Dobaño. The effect of Plasmodium falciparum exposure and maternal anti-circumsporozoite protein antibodies on responses to RTS,S/AS01E vaccination in infants and children: an ancillary observational immunological study to a phase 3, randomised clinical trial. The Lancet Infectious Diseases, 2024; DOI: 10.1016/S1473-3099(24)00527-9Deel dit artikel