Biden voor ongekende uitdaging: presidenten verliezen vaak bij partijconflicten

Door Jan Vaart
- in
Gebroken ezelsymbool en Witte Huis achtergrond

AmsterdamPresidenten die in hun eerste termijnproblemen binnen hun eigen partij ondervinden, worden vaak niet herkozen. Deze trend doet zich bij meerdere Amerikaanse presidenten voor.

  • George H.W. Bush in 1992
  • Jimmy Carter in 1980
  • Gerald Ford in 1976
  • Lyndon B. Johnson in 1968

George H.W. Bush had het zwaar tijdens zijn herverkiezingscampagne in 1992. Als gematigde Republikein kon hij niet op sterke steun rekenen van de christelijke rechtse beweging of anti-belastinggroepen. Ondanks zijn belofte om de belastingen niet te verhogen, deed hij dit uiteindelijk toch, wat zijn positie verzwakte. Steve Forbes, een tegenstander van belastingen, en Pat Buchanan, een christelijke conservatief, namen het tegen hem op in de voorverkiezingen. Hoewel Bush alle voorverkiezingen won, was dit steeds nipt. Bill Clinton gebruikte dit om aan te tonen dat Bush niet in verbinding stond met de bevolking. Daarnaast nam ook Ross Perot deel aan de presidentsverkiezingen, waardoor de stemmen verdeeld raakten. Clinton won uiteindelijk de verkiezingen overtuigend met 370 kiesmannen.

In 1980 kreeg Jimmy Carter te maken met een zware voorverkiezingsstrijd van senator Ted Kennedy. Carter, een gematigde Democraat uit het Zuiden, werd nooit breed geaccepteerd door de partijleiders. Zijn populariteit daalde vanwege wereldwijde inflatie, stijgende werkloosheid in de VS en hoge rentetarieven. Kennedy wist jonge progressieven te enthousiasmeren en wees op Carter's zwakke punten. Hoewel Carter de voorverkiezingen won, richtte Kennedy's toespraak op de Democratische conventie zich meer op zijn eigen aanhangers dan op steun voor Carter. Carter verloor de algemene verkiezingen van de Republikein Ronald Reagan en won slechts zes staten en Washington D.C.

De weg van Gerald Ford naar het presidentschap was uitzonderlijk. Hij werd vice-president nadat Spiro Agnew aftrad, en daarna president toen Nixon ontslag nam. Fords besluit om Nixon gratie te verlenen was omstreden. Ford werd geconfronteerd met problemen zoals inflatie, werkloosheid en energiecrises. In 1976 daagde Ronald Reagan hem sterk uit in de voorverkiezingen en won 24 staten, terwijl Ford er 27 won. Ford versloeg Reagan nipt, maar was verzwakt voor de algemene verkiezingen. Hij verloor van Jimmy Carter, wat de weg vrijmaakte voor Reagans toekomstige presidentschap.

Na de moord op John F. Kennedy werd Lyndon B. Johnson president en won hij de verkiezingen van 1964 met een grote meerderheid. Hij voerde belangrijke wetten door, maar vergrootte ook de Amerikaanse betrokkenheid in Vietnam. Tegen 1968 was hij zeer impopulair. Na teleurstellende resultaten in de vroege voorverkiezingen besloot hij zich niet herkiesbaar te stellen. Senator Robert F. Kennedy deed mee aan de race, maar werd vermoord na het winnen van de voorverkiezing in Californië. De Democratische conventie in Chicago verliep chaotisch en Hubert Humphrey werd de kandidaat. Humphrey verloor nipt van Richard Nixon, waarbij de onafhankelijke kandidaat George Wallace de uitslag beïnvloedde.

Joe Biden heeft te maken met enkele vergelijkbare problemen als zijn voorgangers, maar de situatie is niet identiek. Er is geen sterke tegenkandidaat binnen zijn eigen partij. Toch laat de geschiedenis zien dat het doorgaans slecht afloopt voor zittende presidenten die interne partijconflicten moeten oplossen.

Joe Biden: Laatste nieuws

Deel dit artikel

Reacties (0)

Plaats een reactie