Prehistorische krokodilvoorouders: sinusstructuur verhinderde de evolutie naar diepzeeduiken.
AmsterdamOnderzoekers die oude dieren bestuderen, hebben ontdekt dat de sinusstructuren van thalattosuchiërs, verwant aan moderne krokodillen, hen ervan weerhielden diepe zeeën in te duiken. Deze dieren leefden tijdens het Jura en Krijt en hadden grote neusbijholten. Deze kenmerken maakten diepe duiken moeilijk en riskant vanwege drukveranderingen, in tegenstelling tot moderne walvissen en dolfijnen die speciale eigenschappen hebben ontwikkeld voor het duiken op grote diepte.
Thalattosuchiërs, een oeroude groep krokodilachtige wezens, hadden grote neusholten in hun snuiten, zelfs terwijl ze zich aanpasten aan het leven in de oceaan. Aanvankelijk werden de holtes in hun hersenbehuizingen kleiner, vergelijkbaar met wat er gebeurde bij walvissen en dolfijnen, waardoor ze beter aquatische omgevingen konden verkennen. Later werden de neusholten echter groter, wat het moeilijk maakte om veilig in diepe wateren te navigeren. In tegenstelling hiermee ontwikkelden walvissen en dolfijnen externe holtes en luchtsakken die hen hielpen om te gaan met de druk onder water.
De studie benadrukt belangrijke verschillen tussen thalattosuchiërs en hun volledig waterbewonende nakomelingen:
- Walvissen en dolfijnen hebben hun interne schedelholtes verminderd en externe luchtzakken ontwikkeld.
- Thalattosuchiërs hebben hun snuitbijholten vergroot, wat diep duiken onmogelijk maakte.
- In tegenstelling tot thalattosuchiërs hebben cetacea efficiënte drukregulatie-mechanismen ontwikkeld.
Deze studie toont aan dat de uitgebreide snuitbijholten bij metriorhynchiden, een soort thalattosuchiër, waarschijnlijk een secundaire rol speelden bij het verwijderen van zout. Mogelijk functioneerden deze sinussen op dezelfde manier als de zoutafscheidende klieren die voorkomen bij moderne zeeleguanen en vogels. De druk die ontstond bij het bewegen van hun kaken kon helpen bij het afvoeren van overtollig zout, een belangrijke aanpassing voor het leven in zoute oceaanomgevingen. Deze bevinding laat zien hoe evolutie functies kan ontwikkelen die meerdere doeleinden dienen, afhankelijk van de behoeften van verschillende dieren.
Thalattosuchiërs hebben zich op verschillende manieren ontwikkeld, terwijl ze zich aanpasten aan nieuwe omgevingen. Hoewel er enkele overeenkomsten waren met de evolutionaire aanpassingen van walvissen, namen zij een andere evolutierichting. Hierdoor stierven ze uit voordat ze zich volledig konden aanpassen aan het leven in de diepzee. Het onderzoek biedt inzichten in het oude zeeleven en laat zien hoe evolutionaire krachten soorten in de loop der tijd kunnen vormen.
De studie is hier gepubliceerd:
http://dx.doi.org/10.1098/rsos.241272en de officiële citatie - inclusief auteurs en tijdschrift - is
Mark T. Young, Julia A. Schwab, David Dufeau, Rachel A. Racicot, Thomas Cowgill, Charlotte I. W. Bowman, Lawrence M. Witmer, Yanina Herrera, Robert Higgins, Lindsay Zanno, Xu Xing, James Clark, Stephen L. Brusatte. Skull sinuses precluded extinct crocodile relatives from cetacean-style deep diving as they transitioned from land to sea. Royal Society Open Science, 2024; 11 (10) DOI: 10.1098/rsos.241272Deel dit artikel